De negentiende Tour de France begon op 21 juni 1925 in Le Vésinet en eindigde op 19 juli in Parijs. De renners reden 18 etappes en legden samen 5.440 kilometer af. De gemiddelde snelheid lag op 24,82 km/u. Van de 130 deelnemers haalden slechts 49 de finish. De route liep tegen de klok in, via het westen, zuiden en oosten van Frankrijk. De organisatie voerde enkele veranderingen door. Het aantal etappes werd verhoogd van 15 naar 18, waardoor de gemiddelde lengte per rit daalde. De tijdsbonus voor etappewinnaars verdween. Voor het eerst sinds de Eerste Wereldoorlog keerden gesponsorde ploegen terug. De Tour startte buiten Parijs, in Le Vésinet, wat een primeur was.

Benoît verrast, Bottecchia herstelt en Buysse ondersteunt
Ottavio Bottecchia begon sterk met winst in de eerste etappe. Toch nam Adelin Benoît in de derde rit verrassend het geel over. Hij reed sterk en hield de leiding tot de zesde etappe. Daarna sloeg Bottecchia terug. Hij won twee ritten op rij en heroverde het geel. In de Pyreneeën verloor hij tijd aan Benoït, maar in de negende etappe, in de regen, reed hij het gat weer dicht. Vanaf dat moment controleerde de Automoto-ploeg de koers. Lucien Buysse won twee Alpenritten en hielp Bottecchia aan een comfortabele voorsprong. Nicolas Frantz probeerde aan te vallen, maar kreeg te maken met lekke banden en een sterke tegenploeg. In de slotrit naar Parijs maakte Bottecchia zijn zege compleet met een laatste etappewinst.
Ottavio Bottecchia: de meester van de controle
Bottecchia reed met souplesse en tactisch inzicht. Hij won vier etappes en reed van de zesde rit tot de finish in het geel.
Zijn ploeg Automoto werkte als een geoliede machine. Buysse, Beeckman en Martin zetten zich uit de wind, reden gaten dicht en controleerden het peloton. Bottecchia werd de eerste Italiaan die twee Tours op rij won. Zijn voorsprong op Buysse bedroeg 54 minuten, op Aymo zelfs 56 minuten.

Lucien Buysse: de loyale knecht
Lucien Buysse reed een indrukwekkende Tour. Hij won twee bergritten en hielp Bottecchia in de Alpen.
Hij kreeg van Bottecchia de belofte dat hij de helft van het prijzengeld zou krijgen. Buysse hield zich aan de afspraak en reed niet voor eigen kans.
Na afloop zei hij: “Volgend jaar rijd ik voor mezelf”. En dat deed hij: in 1926 won hij de Tour.
De boze Belg en de auto
In de dertiende etappe werd Félix Sellier geraakt door een auto. Hij viel niet, maar was woedend. Hij schreeuwde naar de chauffeur en reed verder met een verbeten gezicht. De foto van zijn boze blik ging de wereld rond. Het incident toonde hoe gevaarlijk de Tour kon zijn, zelfs buiten het peloton.
De vergeten controlepost
In de twaalfde etappe vergaten Bottecchia en Buysse zich te melden bij een controlepost. Ze kregen tien minuten straf.
Het had geen invloed op het klassement, maar toonde hoe scherp de regels waren. Een moment van onoplettendheid kon uren kosten.
Wist je dat…?
- Ottavio Bottecchia de eerste Italiaan was die twee Tours op rij won?
- De Tour van 1925 voor het eerst buiten Parijs startte?
- Lucien Buysse in 1926 de Tour won, na zijn knechtenrol in 1925?
- Nicolas Frantz in 1925 geen etappe won, maar wel vierde werd?
- De tijdsbonus in 1925 verdween, waardoor de koers eerlijker werd?
Tot besluit over de Tour de France in 1925
De Tour van 1925 was een demonstratie van ploegenspel, koersinzicht en karakter. Bottecchia reed als een metronoom, Buysse als een meesterknecht. Benoît verraste, Frantz vocht, maar Automoto regeerde. Het was een Tour waarin de moderne wielerploeg zijn kracht toonde. De renners reden niet alleen tegen elkaar, maar ook met elkaar. De koers werd een schaakspel op wielen.



